GeolinQ
Spatial Data Management

Gegevens beheren in datasets

In GeolinQ worden geografische en administratieve gegevens beheerd in datasets. De structuur van de gegevens die beheerd worden in een dataset en de metadata van de dataset worden gedefinieerd door klasse definities. De attributen van de klasse definities beschrijven de datastructuur en de metadata van de dataset. Klasse definities maken gebruik van overerving waardoor er verschillende typen objecten in één dataset kunnen worden opgeslagen.

In de GeolinQ kunnen drie soorten gegevens in datasets worden beheerd:

  • Rasters en puntenwolken
  • Feature- of vectorgegevens
  • Administratieve gegevens

Rasters en puntenwolken

Rasters zijn gegevens opgeslagen in een regelmatige grid zoals bijvoorbeeld luchtfoto’s. Puntenwolken zijn individuele meetpunten op een willekeurige locatie zoals bijvoorbeeld Lidar hoogte gegevens. Zowel rasters als puntenwolken kunnen eenvoudig in GeolinQ worden geïmporteerd en gevisualiseerd worden in kaarten met behulp van kleurenschalen of RGB waarde. Raster en puntenwolken worden tijdens de import automatisch onderverdeeld in tegels voor een goede performance op elk schaalniveau.

Meerdere rasters en puntenwolken worden samengevoegd met het Seamless Point Surface (SPS) tot één aaneengesloten dataset. In het SPS worden alleen de omhullenden van de dataset opgeslagen en de tegels uit de onderliggende datasets hergebruikt. Het SPS leidt daardoor nauwelijks tot extra overhead en heeft een dezelfde goede performance als de onderliggende datasets.

Rasters en puntenwolken kunnen worden bewerkt in processen waarmee een puntenwolk kan worden vergrid of contouren kunnen worden berekend en van twee datasets een verschildataset kan worden berekend. Zeer grote datasets van miljarden punten kunnen worden verwerkt, omdat GeolinQ de rasters en puntenwolken in streams via schaalbare algoritmen verwerkt.

Feature- of vectorgegevens

Feature of vectordata zijn gegevens met een geografische component (een geometrie) en attribuutwaarden. Features kunnen worden geïmporteerd en zichtbaar worden gemaakt met behulp van de Styled Layer Description (SLD). De opmaak van de features wordt bepaald door stijlregels en symbolizers in de SLD. SLD’s kunnen in GeolinQ gemaakt, geïmporteerd, aangepast en geëxporteerd worden.

Feature datasets kunnen worden gekoppeld met andere feature en administratieve datasets door het gebruik van referenties. Met views kunnen nieuwe afgeleide feature en administratieve datasets gemaakt worden waarmee direct in de gegevens behoefte van de eindegebruiker wordt voorzien.

Administratieve gegevens

Administratieve gegevens zijn gegevens met attribuutwaarden zonder een geografische component. Administratieve gegevens maken vaak deel uit geografische gegevensverzamelingen zoals bijvoorbeeld basisregistraties. Administratieve gegevens worden zichtbaar gemaakt in lijsten en kunnen als referentie worden opgenomen in andere datasets.

Via views kunnen gegevensverzamelingen die bestaan uit administratieve gegevens worden gekoppeld aan geografische gegevens. De WOZ kan bijvoorbeeld worden gekoppeld met de BAG. Administratieve gegevens kunnen hierdoor ook op een kaart worden getoond.